vrijdag 9 februari 2024

Reisverslag Nieuw-Zeeland deel zes: een potvis is eigenlijk geen vis

Dinsdag 2 januari
Het kleinste nationale park van Nieuw-Zeeland luistert naar de naam Abel Tasman en is uiteraard vernoemd naar de Nederlandse ontdekkingsreiziger met dezelfde naam. Het zonnetje lacht ons op deze prachtige dag toe, hoewel het niet bijster warm is. Op foto zou je een hete zomerdag van dertig graden verwachten, maar in de realiteit is het eerder een aangename lentedag rond de 21 graden. Het park is beschermd om zijn ongerepte toestand te bewaren, hoewel er vreemd genoeg nog kleine gebouwtjes resideren die dateren voor dit gebied een nationaal park werd. Met een boot worden we 's ochtends opgepikt en varen we langs de fraaie kustlijn en mooie rotsen. De echte blikvangers zijn toch wel de goudgele stranden die uitnodigen om een frisse duik te nemen. En fris is het inderdaad, 21 graden weet je wel... 

Het uitdokteren van de wandelroute vergt een diepgravende studie in de cartografie want het systeem van om hoe laat je wordt afgezet, opgepikt en door welke boot blinkt niet meteen uit in zelfverklarendheid. Marion heeft handen en voeten gebruikt om dit uit te leggen en uiteindelijk lijkt iedereen - zelfs ik - het te snappen na meerdere pogingen om dit uit te leggen. Ik had zin in een wandeling van vier uur, maar door hoogtij is dit niet mogelijk en daarom moet ik me verzoenen met een wandeling van ruim zeven kilometer. Dat valt toch een beetje tegen, maar dan heb ik meer tijd voor andere dingen: zonnen, rusten en zwemmen bijvoorbeeld. Tijdens de wandeling neem ik een aantal keren plaats op een bankje om te genieten van het uitzicht en op één van de stranden vlei ik me zelfs in het zand om wat te zonnekloppen. De rest van mijn wandelervaring lees je in dit verslag. Na de wandeling ga ik nog een twintigtal minuten zwemmen, al is zwemmen misschien wat eufemistisch om me als klungelsmurf door het koude water te worstelen. 

De boot pikt ons om rond half vier op, wat later is dan het geplande uur van kwart over drie, maar plots blijkt dat de rest van de toeristengilde spoorloos is verdwenen. Achteraf blijkt dat ze met een andere boot zijn teruggekomen en we moeten dus de Nieuw-Zeelandse autoriteiten niet lastigvallen met een gevalletje van vermiste toeristen. Om de hereniging te vieren wordt er een barbecue georganiseerd - in Motueka waar we zitten is er verder helemaal niks - en de stukken vlees worden door mij gretig opgepeuzeld. De groenten trouwens ook! Een toffe dag, maar door de beperkte tijd om te wandelen had ik er eerlijk gezegd toch wat meer van verwacht.   

Woensdag 3 januari
Je denkt misschien niet onmiddellijk aan wijnen wanneer je Nieuw-Zeeland hoort, maar men beschikt hier over een aantal overheerlijke wijnen en dé wijnstreek waar je wil zijn ligt tussen Nelson en Kaikoura waar we naartoe rijden. Eerst is het echter tijd voor een portie cultuur en geschiedenis, want we maken een kleine stop bij een historische spoorwegbrug in Seddon. Awatore Railway Bridge heet de constructie en was tot 2007 operationeel. Nu is het dus niet langer meer in gebruik en dient het voornamelijk als kijkvoer voor rondtrekkende toeristen zoals mezelf. 

De echt grote stop wordt net na het middaguur gehouden bij Seddon waar de druivenranken zich in een heuvelachtig gebied bevinden net bij de zee. Door de combinatie van gunstige zeewinden, voedingsrijke grond en veel uren zon krijg je een wijnsmaak die je (bijna) nergens anders ter wereld vindt en dat maakt de Nieuw-Zeelandse wijnen uit deze streek zo uniek. We bevinden ons op de Yealands Estate waar een witte Sauvignon wordt verbouwd en het landgoed is indrukwekkend. Qua oppervlakte, maar vooral qua ligging. De licht hellende heuvels in het groen staan in schril contrast met de hoge kliffen langs de kust. De benen kunnen even gestrekt worden en dat levert een korte, maar mooie wandeling op. 

Daarna rijden we verder naar Kaikoura waar we vlak voor het stadje nog even stoppen om pelsrobben te bezichtigen. Deze zeehonden brengen soms twee tot drie weken op zee door vooraleer ze terug even rusten op land. En dan komt zo'n ongeregeld zootje toeristen de rust van deze diertjes verstoren. Het zijn met name de vrouwtjes met pups die we hier te zien krijgen, want de mannetjes zijn een paar weken geleden vertrokken. In Kaikoura ligt het motel opnieuw op dertig minuten van het stadscentrum. Dat levert vandaag opnieuw een uitgebreidere supermarktstop op. Niet dat het echt nodig is, want op amper twintig minuten ligt er het Sudima-hotel waar je ook kan ontbijten. Voor het avondeten ga ik echter naar het centrum. En dat het toeristisch is heb ik geweten. Mijn bestelling arriveert zienderogen, maar de bestelling van reisgenoot Jan duurt maar liefst anderhalf uur terwijl er niet eens zo veel mensen in het restaurant zitten. Er stond iets in de trant van Respect our employees op een bord wat ik eerst een beetje vreemd vond, maar na zo'n lange wachttijd en - eerlijk gezegd - onvriendelijk personeel begrijp ik onmiddellijk waarom. Ik ben niet naar Nieuw-Zeeland gekomen om te genieten van de gastronomie en etablissementen zoals dit hier maken erg duidelijk waarom. 

Donderdag 4 januari
Kaikoura is voor één ding beroemd en dat is omwille van de walvissen die hier leven en meer bepaald de potvissen. Potvissen zijn de grootste vleesverslindende walvissen op aarde en de mannetjes resideren op deze locatie aangezien het koude Antarctische water hier het warme Australische water ontmoet. Dat zorgt voor een voedselrijk zeegebied met de potvis als roofdier dat aan de absolute top staat. De wat omslachtige procedure om op de boot te komen duurt gelukkig niet al te lang en op een middelgrote boot zitten een zestigtal toeristen vol ongeduld om potvissen te bekijken. Er is hier overigens een heleboel ander zeeleven met een aantal albatrossoorten, pelsrobben en dolfijnen. Dit zijn geen gewone dolfijnen, maar de kleine Hectordolfijnen die erg speels zijn en waarmee je in Kaikoura ook kan zwemmen. Met potvissen is dat wat minder evident en dan is een wat grotere boot toch handig. 

Potvissen kunnen een aardig portie duiken: tot meer dan tweeduizend meter diep waardoor ze langer dan een half uur onder water kunnen blijven. Onze boot heeft al snel een plaatselijke potvis gevonden en we kunnen hem uitgebreid bewonderen voordat hij gaat duiken. De boot behoudt - geheel terecht - een behoorlijke afstand van het beest waardoor ik zelfs met mijn 300 mm lens de potvis niet in beeldvullend perspectief krijg. Voor de rust moet je hier overigens niet komen, want boven de walvis cirkelt een legertje helikopters die de potvis vanaf de lucht gadeslaan. En die helikopters maken dus een behoorlijk kabaal. Na de duik is het beestje 35 minuten verdwenen om daarna terug aan de oppervlakte te komen waar ronde twee kan beginnen. Nu laat de potvis ook zijn staart zien, maar zo spectaculair is het allemaal niet. Na anderhalf uur varen is het tijd om terug te keren naar vaste bodem waar ik nog een hele namiddag vrij heb. 

En die vrije namiddag breng ik door - hoe kan het ook anders - al wandelend. Kaikoura bevindt zich op een schiereiland en ik maak een tochtje rond dit schiereiland waar je hier meer over leest. Dit is een wandeling van keuzes trouwens, want ik moet beslissen om langs de kust of kliffen te wandelen en ik besluit om het laatste te doen. Dat zorgt er voor dat ik de pelsrobben niet van nabij kan zien, maar dat heb ik al een dag eerder gedaan. Ik vind het dus in ieder geval geen groot gemis. Hoewel de wandeling slechts vijftien kilometer lang is, ben ik toch wat vermoeid als ik mijn lus afrond. Ik vermoed dat het komt door de wat matige nachtrust en ik besluit om vandaag wat vroeger onder het wol te kruipen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten