maandag 23 maart 2015

Agile certificatie



Niet nieuw
Sinds de oprichting van het agile manifesto in 2001 stappen meer en meer ontwikkelingsteam over naar deze nieuwe manier van werken. Agile is niet alleen een nieuwe manier van werken, maar ook een nieuwe manier van denken. Het basisprincipe is dat zoveel mogelijk lagen van management worden weggeëbt ten voordele van zelforganiserende teams die in staat zijn om zelf beslissingen te nemen. Het is een principe dat stemt uit de jaren zeventig van vorige eeuw bij de Zweedse autoconstructeurs Saab en Volvo waar teams aan één volledige auto sleutelden. De reden van deze aanpak is dat bij jobdiversiteit de motivatie en productiviteit toeneemt. Dit kon echter niet op tegen de spectaculaire kostendalingen door specialisatie en standaaardisatie en deze aanpak van zelforganiserende teams stierf eind jaren zeventig een stille dood.

Een aantal decennia later zetten agile methodologieën zoals Scrum het thema van zelforganiserende teams terug in de kijker, maar de waarheid is dus dat dit oude wijn in nieuwe zakken is. Bij agile spreken we niet langer over managers die resultaten moeten boeken, maar wel over teams die worden geleid door een coach. Managerfuncties krijgen volgens deze theorie meer tijd voor zaken die nuttig zijn voor een bedrijf zoals het opvolgen en evalueren van werknemers, in contact staan met klanten, bijdragen aan de strategie van het bedrijf of de markt en/of concurrentie in de gaten houden. Ideaal toch?

Agile ontbijtgranen
Managementgoeroe Peter Drucker zei ooit de gevleugelde woorden: “Culture eats strategy for breakfast” en het is waarschijnlijk één van de meest gebezigde oneliners in de wereld van managers en CEO’s omdat het een waarheid als een koe is. Je mag dan Scrum introduceren in een bedrijf, maar als er in dat bewuste bedrijf een machtscultuur heerst in een silo-organisatie is de kans meer dan reëel dat Scrum niet zal werken. In Leavitt’s diamond wordt duidelijk gemaakt dat structuur, werknemers, taken en technologie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en je kan dus niet zomaar de structuur van een organisatie veranderen in de hoop dat al de rest wel volgt.

Een agile methodologie zoals Scrum vergt zowel een top-down als bottom-up aanpak vooraleer het kan werken. Een top-down aanpak is nodig zodat topmanagement de tijd en middelen gunt aan het personeel om zich vertrouwd te maken met een nieuwe manier van werken én denken. Een bottom-up aanpak is dan weer aangeraden omdat methodologieën zoals Scrum de samenwerking tussen werknemers centraal plaatst en hiervoor heb je natuurlijk de medewerking van iedereen nodig.  Het is juist deze paradox die ervoor zorgt dat Scrum zelden volledig slaagt. Bovendien zijn meeste managers niet happig om hun beslissingen en controle af te staan aan zelforganiserende teams.

Het certificaatsparadox
Agile promoot dan ook nieuwe manieren van samenwerken en ideeën verzamelen zoals mind mapping, colocatie, serious games, rollenspellen en gamification. Concepten zoals mind mapping zijn vrij bekend en al redelijk oud, maar worden weinig toegepast in het courante bedrijfsleven. Door team meetings stijgt mind mapping in populariteit waar in team wordt nagedacht over zaken zoals planningen, estimaties en risicoanalyses. Aanhangers van agile hechten daarom veel belang aan ervaring en mentaliteit en daarom veel minder aan certificaten. Meer nog, veel aanhangers van agile zijn rabiate tegenstanders van certificaten wat zij zien als commercialisatie van kennis. Vreemd genoeg duiken er met de regelmaat van de klok certificaten in agile en Scrum op: Professional Scrum Master (PSM), Certified Scrum Master (CSM) en Agile Certified Practitioner (ACP) zijn hiervan de bekendste, maar er zijn nog een aantal tegenhangers voor product owners en tientallen andere certificaten van andere organisaties. Is dit dan geen nestbevuiling voor agile methodologieën?

Als we de redenering van supporters van agile doortrekken wel. Meeste certificaten toetsen namelijk je theoretische kennis, maar niet je praktische kennis. Het is vrij ironisch dat iemand zich Certified Scrum Master mag noemen na een tweedaagse opleiding en een vrij gemakkelijk examen. Het examen van Professional Scrum Master (PSM) op niveau één is dan weer een stuk moeilijker, maar toetst ook hier niet de praktische kant van Scrum. Als je dus veel ervaring hebt in Scrum of een andere agile methodologie heeft het ogenschijnlijk weinig waarde om zo’n certificaat te behalen.

Certificaten bestaan in de eerste plaats omdat ze geld opleveren, maar ze tonen ook aan dat iemand over (basis)kennis beschikt in een bepaald gebied. Het is dus een ideaal middel voor personen om aan te tonen dat ze over specifieke kennis beschikken, ook al werken ze bijvoorbeeld niet met agile. Maar ook voor ervaren mensen kan certifiëring nuttig zijn. Zoals gezegd werken veel organisaties met een geïmproviseerde en/of verkeerde versie van Scrum of een andere agile methodologie waardoor enkel de nadelen naar boven komen drijven en niet de voordelen. Zo blijkt het plots dat deadlines onrealistisch zijn, de workload explodeert en niemand durft nog beslissingen te nemen. In zo’n geval is het dus wel nuttig om een certificaat te hebben zodat je tenminste niet zondigt tegen de basisprincipes van agile of Scrum.

donderdag 19 maart 2015

Heeft Netflix in België nood aan een fix?

Teleurstellend
Netflix startte in september 2014 op in België en telt op een half jaar tijd ongeveer 30 000 abonnees. Bij de komst van Netflix naar België werd er een verschuiving in het Vlaamse medialandschap aangekondigd en werd verwacht dat Belgacom, sorry Proximus, en Telenet zware klappen gingen krijgen. Dat valt dus nu nog heel erg goed mee. Bij Netflix is men nog niet ongerust en maakt men de vergelijking met Scandinavische landen waar de streamingdienst één procent marktaandeel had na één jaar. Doelstellingen die in België toch ook haalbaar moeten zijn.

 In Nederland is Netflix al langer beschikbaar en zijn er maar liefst 700 000 abonnees. Bovendien is het business model van Netflix gestoeld op recurrente inkomsten (een maandelijks abonnementsgeld), maar ook een long tail. Dit wil zeggen dat producten een lange levensduur hebben en daarom hoeven lage volumes nog geen ramp te betekenen. De bibliotheek van series en films groeit elke week gestaag verder en met eigen series verzekert Netflix de loyaliteit van z'n kijkers.

Aanbod
Je kan het aanbod van Netflix in België zowel goed als slecht bestempelen. Het aanbod van series kan je zonder meer goed noemen. Netflix heeft enkele eigen series zoals Orange is the new black, House of cards en Better call Saul, maar ook een heleboel andere bekende series zoals Family guy, Breaking bad, How I met your mother, enzovoort. HBO is momenteel de grootste concurrent van Netflix over de grote plas die we de Atlantische Oceaan noemen en daarom zullen HBO-series nooit op Netflix te zien zijn. Maar zelfs zonder deze series, is het aanbod van Netflix vrij uitgebreid en compleet op het gebied van series. 

Als we echter over films spreken, mag dit perspectief honderdtachtig graden worden gedraaid. Netflix heeft een respectabel aanbod van films, maar niet meteen de meest recente of grote namen. Het middelmatige Maleficent is de meest recente grote naam in het aanbod van Netflix en dan gaapt er een grote leegte van bekend bandwerk uit Hollywood. Ook voor filmklassiekers zal je Netflix niet moeten nemen. Er zijn wel enkele klassiekers te bekijken zoals The Shining maar het is te weinig om overtuigde cinefielen te kunnen bekoren. 

Foefelare
Het aanbod van Netflix is - onder andere omwille van legale redenen - afhankelijk van je land van herkomst. Het is daarom logisch dat het aanbod in de VS vele malen uitgebreider is dan het aanbod in België dat nog geen jaar oud is. Daar valt echter een mouw aan te passen. Netflix registreert je IP-adres, maar er zijn diensten zoals Getflix en UnblockUs die gebruik maken van eigen DNS-servers zodat je je land kan aanpassen. Zodoende kan je dus surfen naar bijvoorbeeld het Nederlandse aanbod, maar ook het Britse en Amerikaanse aanbod. En dan gaat er een wereld voor je open. Series die hier niet zo bekend zijn, maar wel in de VS zoals Mad Men, Freeks and geeks, Malcolm in the middle, Futurama, 30 Rock, enzovoort zijn dan beschikbaar. 

Ook voor het filmaanbod geldt dat het Amerikaanse aanbod veel uitgebreider en recenter is met films zoals Nimphomaniac, Nebraska, The wolf of Wall Street, The master en anderen. Het nadeel is dan natuurlijk wel dat deze series en films niet Nederlands ondertiteld zijn. Bovendien is het eigenlijk illegaal en heeft Netflix al enkele kijkers geblokkeerd die gebruik maakten van deze diensten.  

Acht euro
Je moet er echter wel rekening mee houden dat je voor het equivalent van drie biertjes op café een uitgebreid aanbod krijgt van series en een deftig - maar ook karig - aanbod van films. Als je weet dat je bijvoorbeeld tien euro per maand betaalt om alle Belgische voetbalwedstrijden live te kunnen volgen, mag je de prijs van Netflix gerust meer dan competitief noemen. De vraag is of Netflix ooit moeite zal doen om in België af te komen met een uitgebreid en recent aanbod van films. Het antwoord hierop is meer dan waarschijnlijk nee, want dat publiek zit momenteel bij Prime van Telenet en de kosten-batenanalyse stevent dan op een groot negatief cijfer af. 

woensdag 4 maart 2015

ISTQB Foundation Agile Tester Extension tips & tricks

Uitbreiding
Eén van mijn voornemens is om me op professioneel vlak meer toe te leggen op agile methodes en processen aangezien veel bedrijven aan het overstappen zijn, al overgestapt zijn of de intentie hebben om over te stappen. Ik zie echter dat diezelfde bedrijven worstelen met de grondbeginselen van agile aangezien dit een andere mentaliteit vraagt van zowel het bedrijf qua cultuur, maar ook de mensen die ermee werken. Een logische opstap is voor mij het ISTQB Foundation Agile Tester Extension certificaat gezien mijn achtergrond. Uiteindelijk behaalde ik een onverwachte 33 op 40 terwijl het examen toch moeilijker was dan ik dacht. 

Dit certificaat is ingericht door het International Software Testing Qualifications Board (ISTQB) als een zogenaamde extension van Foundation certificaat. Dit betekent dus dat je het Foundation certificaat moet hebben om het examen te mogen afleggen. Het veronderstelt ook dat je kennis hebt van de materie uit het Foundation examen zoals test design techniques. Hoewel de structuur van het Agile Tester examen min of meer hetzelfde is als het Foundation examen, is Agile Tester toch een stukje moeilijker dan het Foundation examen. Dit komt in de eerste plaats door de zogenaamde K-levels. Deze levels bepalen de moeilijkheid van een vraag. K1 test of je een definitie kan herinneren, bij K2 moet je vergelijken en bij K3 moet je iets toepassen. Bij het Foundation examen bestaat vijftig procent van de vragen uit K1. Bij het Agile Tester examen is de verdeling als volgt: 20% van de vragen zijn niveau K1, 55% van de vragen zijn niveau K2 en de overige 25% zijn vragen van het niveau K3. Het Agile Tester examen vraagt dus meer redeneringsvermogen dan het Foundation examen dat voornamelijk gestoeld is op herinneren. 

Tips & tricks
Het Agile Tester Extension bestaat sinds juni 2014 en inmiddels zijn er al enkele bedrijven die een opleiding aanbieden zoals Improve Quality Services en Polteq. Ik gaf echter de voorkeur aan zelfstudie en ik heb de syllabus genomen als studiemateriaal aangevuld met een oefenexamen dat je ook op de site van ISTQB kan terugvinden. Hoewel dit in principe voldoende is om te slagen, is het gemakkelijk om je te mispakken aan de soort vragen die worden gesteld. De syllabus bestaat namelijk uit ruim veertig pagina's droge tekst, terwijl de nadruk van het examen wordt gelegd op toepassing en vergelijking. Zaken die je dus niet in de syllabus terugvindt. 

Een mooi voorbeeld hiervan is de uitleg over een burndown chart. In de syllabus wordt de burndown chart gedefinieerd als: "A burndown chart represents amount of work to be done against time allocated to release or iteration". De vraag die ik echter op het examen kreeg ging over een RBC (release burndown chart) en IBC (Iterative Burndown Chart) waar de x-as wordt uitgedrukt in tijd en de y-as in werkvooruitgang (bv. storypoints). Je krijgt dan vier opties gepresenteerd die iets over de x-as en y-as zeggen en je hebt de neiging om de vraag over te slaan omdat die zo moeilijk lijkt. Er is echter één antwoord dat hier niks mee te maken heeft. Het zegt dat de IBC een opwaartse trend heeft als er meer werk bijkomt dan dat er werk wordt gerealiseerd. Een verrassend simpel juist antwoord op een vraag die zo moeilijk lijkt. Daarom volgt er een lijstje van tips & tricks dat het leven wat gemakkelijker maken als je het Agile Tester Extension certificaat wil behalen in zelfstudie. 

  • Tijdsuitbreiding: Je hebt de mogelijkheid om een kwartier extra tijd aan te vragen voor het examen (dus 75 in plaats van 60 minuten) als Engels niet je moedertaal is. Hoewel het examen zeker in een uur kan worden afgerond, geeft dit kwartier extra je meer tijd om antwoorden te reviewen waarvan je niet zeker bent en dat kunnen er meer zijn dan je denkt!
  • Herinner de test design techniques: In het examen staat er altijd één vraag over test design techniques zoals state transitioning, boundary value analysis, equivalence partitioning, enzovoort. Het is een kleine moeite om deze technieken te herhalen (herkennen is genoeg, je moet ze niet kunnen toepassen) en zo één gegarandeerd punt te behalen.
  • Leer enkele zaken van buiten: Wanneer je enkele dingen van buiten leert, is het gemakkelijk om enkele punten te pakken. Het gaat hier om concepten zoals het agile manifesto, welke testactiviteiten je doet in een release of iteration planning, test pyramid en testing quadrants. Je krijgt bijvoorbeeld één vraag over de definities van Scrum, XP en Kanban, terwijl een andere vraag gaat over welke testing quadrants je moet toepassen bij welke test (bv. usability bij Q3). 
  • Herinner de principes van het agile manifesto: Soms krijg je vragen voorgeschoteld waarbij meerdere opties of zelfs alle opties correct lijken te zijn. In dergelijke gevallen is het goed om terug te denken aan de agile principes zoals working software als middel om aan te tonen dat een product klaar is voor gebruik. 
  • Pak het meest herkenbare antwoord: Je krijgt een aantal vragen over welk antwoord is most likely of least likely. Dit zijn de moeilijkste vragen omdat alle antwoorden juist lijken te zijn. Meestal is er één antwoord dat min of meer overeenkomt met de tekst uit de syllabus en meer dan waarschijnlijk is dit het correcte antwoord. 
  • Herhaal, maar niet te veel. Wanneer ik aan m'n zelfstudie begon, heb ik in Excel een samenvatting gemaakt van de syllabus waarin alles staat. Dit is een goede eerste manier om te leerstof in te oefenen, maar dit lezen en blijven lezen heeft maar een beperkte toegevoegde waarde. Het is zinvol om enkele concepten (zie hierboven) van buiten te leren, maar nog meer zinvol is om het oefenexamen te doen en dit dan terug te koppelen naar de syllabus. Je gaat met andere ogen de leerstof bekijken en het is een goede indicator voor het echte examen. 
  • Houd de tijd in oog: Zelf heb ik het examen op één uur afgelegd. Ik had de veertig vragen op een kleine vijftig minuten tijd en de overige minuten heb ik gebruikt om een tiental antwoorden te reviewen. Als je 75 minuten hebt, mik je best op een bestek van 55 minuten om alle vragen te beantwoorden en dan heb je nog twintig minuten over om antwoorden te reviewen. 
  • Maak aantekeningen: Voor vragen die wat langer zijn (zoals de vraag over de burndown chart die ik eerder heb beschreven) is het nuttig om de vraag rustig te lezen en eventueel aantekeningen of een schema te maken. Voor de desbetreffende vraag heb ik dit gedaan en kwam ik zo op het verrassend simpele antwoord uit. 
  • Let op versterkende woorden: Bij de antwoorden ga je regelmatig versterkende woorden terugvinden die een kwantiteit, frequentie, ... uitdrukken zoals dialy of no en dikwijls is dit het verschil tussen een correct en foutief antwoord. Een mooi voorbeeld hiervan is vraag 35 uit het oefenexamen. Een mogelijk antwoord is C "Performance testing: The application is responding in a reasonable amount of time with 5000 users". Hoewel dit op het eerste gezicht plausibel lijkt, staat er nergens wat de responstijden moeten zijn. Let dus ook op zinssneden zoals "according to specifications" want dit duidt wel op een goed antwoord. Ik kreeg op m'n examen ook een soortgelijke vraag als deze vraag uit het oefenexamen, dus hiermee kan je ook zeker een punt winnen. 
  • Maak geen assumpties: Als een antwoord een uitleg bevat die je niet gezien hebt, moet er een alarmbel afgaan. Meestal - maar dus niet altijd - betekent dit dat deze uitleg misschien wel correct is, maar niet relevant. In een vraag over continuous integration was er één antwoord dat zei dat "developers have to integrate their code once every few hours and at least daily". Op het eerste gezicht lijkt dit een correct antwoord, maar de syllabus zegt "An automated build and test process takes place on a daily basis and detects integration errors early and quickly". Er wordt niks gezegd over once every few hours en het kan zelfs zijn dat een developer zijn code niet integreert omdat de unit tests aangeven dat er fouten in de code zitten. 
  • Maak een (beredeneerde) gok: Het gaat hier om een multiple choice examen waar je 65% of meer moet scoren zonder giscorrectie. Als je niet zeker bent over één of meerdere antwoorden bij één vraag kan het helpen om van de vier of vijf mogelijke antwoorden een aantal opties te elimineren (door bijvoorbeeld op de versterkende woorden te letten of antwoorden te elimineren waarvan je zeker bent dat ze niet kloppen) en bij de overgebleven opties kan je een gokje wagen. Als er twee antwoorden overblijven, heb je bij een gok vijftig procent kans dat het juist is. Niet meteen de beste examenstrategie, maar wel ééntje waar je een paar punten mee kan sprokkelen en geen enkele mee verliest.