woensdag 2 mei 2012

Waarom politiek en economie niet samengaan

Volksdemagogie
Eén mei is de traditionele hoogmis voor het socialisme en de rode vaandeldragers waren weer en masse aanwezig op de Belgische straten. De politieke kopstukken van alles wat rood kleurt zijn het aan hun stand verplicht om toch iets te verklaren. Freya Vandenbossche viel onbegrijpelijkerwijze Siegfried Bracke aan naar aanleiding van zijn geruzie met voormalige collega Gui Polspoel, Vande Lanotte nam de stijgende energieprijzen op de korrel en ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw ijverde voor een stijging van tien procent van het minimumloon. Dat laatste idee was Vande Lanotte wel genegen. Als vakbondsafgevaardigde verdedigt De Leeuw natuurlijk zijn belangen, maar uit economisch perspectief is het niets meer dan politiek gezwets en leidt het zelfs tot hogere werkloosheid. En dat strookt natuurlijk niet met het politieke gedachtengoed dat op één mei wordt uitgedragen.

Productiefunctie
Het Bruto Binnenlands Product (BBP) is volgens Wikipedia "de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar)". Het BBP (voorgesteld door het symbool Y) wordt gemeten door een productiefunctie die bestaat uit drie factoren: kapitaal (K), het aantal werkers (N) en een nummer dat de algehele productiviteit voorstelt (A). De productiefunctie wordt dan voorgesteld als Y = AF(K,N). Een specifiek type van productiefunctie is de Cobb-Douglas productiefunctie die wordt voorgesteld als Y=AK^aN^1-a waar 0 < a < 1. De parameter a stelt in deze functie het aandeel van de inkomens voor ontvangen door de bezitters van kapitaal, terwijl het aandeel van de inkomens van de werkers overeenkomt met 1-a.


Bovenstaande grafiek toont de relatie aan tussen totale output (Y) en kapitaal (K) wanneer deze laatste constant is gehouden voor de periode tussen 1979 en 2007 in de Verenigde Staten. Voor het aantal werkers (N) krijg je eenzelfde grafiek. Het toont aan dat productiviteit voornamelijk wordt bepaald door deze twee factoren en dat de gevolgen nefast kunnen zijn als één factor disproportioneel hoger of lager wordt.

Conditio sine qua non
Wat De Leeuw voorstelt is een verhoging van het minimumloon zonder enige voorwaarden. Wanneer iemand een salarisverhoging krijgt, wordt verondersteld dat hij evenredig stijgt in productiviteit. Als dus iemand vijf procent salarisverhoging krijgt, wordt verondersteld dat hij ook vijf procent productiever is. Dit kan zijn door ervaring op te doen, extra opleidingen te volgen, beter prioriteren van werk of andere redenen. Wat De Leeuw voorstelt druist in tegen deze regel. Want waarom moet het minimumsalaris dan geen twintig procent stijgen of vijftig of honderd? Een stijging van het minimumloon zonder productiviteitsverhoging heeft tot gevolg dat de algehele productiviteit (a) daalt. Voor de Cobb-Douglas productiefunctie (Y=AK^aN^1-a) betekent dit dat het aantal werknemers (N) groter wordt om dezelfde productiviteit te bereiken.

"Ja duh, dat is logisch" zullen de meesten denken, maar deze analyse toont wel aan dat een land of bedrijf meer werkers moet inzetten om tot dezelfde output te komen als ervoor. Dat is voor veel bedrijven vroeg of laat niet meer houdbaar en dan leidt dit onvermijdelijk tot ontslagen. Zo'n maatregel leidt niet alleen tot meer ontslagen, maar ook tot een (marginale) verslechtering van de werkstandaarden omdat totale productiviteit is gelinkt aan een loon en bijgevolg de levensstandaard in België. Zoals aangegeven daalt de algehele productiviteit a en dus ook de levensstandaard in België. Daarom is het verontrustend dat Vande Lanotte dit idee genegen is enkel en alleen omdat De Leeuw uit dezelfde politieke stal komt. Op economische basis is er totaal geen draagvlak voor zo'n idee, integendeel.

Alternatief
Een alternatief zou kunnen zijn om bedrijven te verplichten om een groepsverzekering af te sluiten, zeker voor de lagere inkomensgroepen die het dikwijls moeten stellen zonder dit bijkomende voordeel. Een groepsverzekering is een vorm van pensioensparen dat fiscaal wordt gestimuleerd door de overheid en waarvan de kosten grotendeels kunnen afgetrokken worden van de belastingen. De inspanningen die van bedrijven gevraagd wordt, is in dit geval minimaal, terwijl de voordelen voor de laagste inkomensgroepen heel erg groot kunnen zijn wanneer ze op pensioen gaan.

Niet onbetuigd
Ook Johan Vande Lanotte hield zich op één mei niet uit en haalde stevig uit naar de stijgende energieprijzen. Hij heeft recentelijk al bepaalde maatregelen genomen om deze stijging proberen in te dijken (uitgebreid besproken in vorige blogs), maar de waarheid is dat dit slechts een doekje is voor het bloeden. De energieprijzen zijn sinds 2007 met 34% gestegen en 90% daarvan heeft helemaal niks te maken met de stijgende prijzen van de energieleveranciers. De stijgende prijzen zijn hoofdzakelijk het resultaat van mislukte fiscale stimuleringen zoals de subsidies voor de zonnepanelen, de ondoorzichtige uitbating van de distributienetwerken en de daaraan gerelateerde kosten en de graaicultuur van politici.

Dat Vande Lanotte ten aanval trekt tegen Eandis en is niet geheel toevallig, want de grote man achter Eandis is Geert Versnick, een poulain van zijn voormalige liberale rivaal Guy Verhofstadt. Partijgenoot Daniël Termont is zelf voorzitter van de raad van bestuur van Fluxys, een andere grote energieleverancier. Als de SP.A daadwerkelijk de stijgende energieprijzen wil bekampen, had het daarvoor alle wapens in het verleden. Vande Lanottes rol in de oprichting van een aantal windmolenparken is ook op z'n minst dubieus te noemen. Vande Lanotte stond mee aan de wieg van enkele (erg dure) windmolenparken en besliste om twintig jaar lang een vaste prijsgarantie toe te kennen aan de uitbating van deze parken. Iets wat indruist tegen alle economische principes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten