woensdag 5 juli 2023

Reisverslag Peru en Bolivia deel vier: overleven op de Death Road

Maandag 12 juni
Vandaag wacht er een lange reisdag aangezien er een grensovergang op het programma staat tussen Peru en Bolivia. Dat betekent echter niet dat dit een leeg aanvoelende dag is, integendeel. Reisgenoot Astrid heeft reisleider Sergio er namelijk van overtuigd om een extra excursie op deze dag te prikken: de archeologische site van Tiwanaku. Het begin van de dag is echter gereserveerd voor de drijvende rieteilanden van Uros op het Titicacameer. Aangezien Puno vlakbij het Titicacameer ligt, is het maar een korte busrit tot aan de kleine ferry die ons overzet naar de rieteilanden. Zoals de naam het al zegt, zijn dit kleine eilanden die van riet zijn gemaakt waar meestal twee tot drie families op leven. Het vele riet op het Titicacameer wordt aangesproken om deze eilanden te maken en het is echt fascinerend om te zien hoe via een eenvoudig proces het riet wordt verweven tot drijvend eiland. We worden ook uitgenodigd om een kijkje te nemen in hun huizen die - uiteraard - ook van riet zijn gemaakt. Dan krijgt het bezoekje een wel heel erg commercieel tintje, want de souvenirmarkt staat wel heel ostentatief op het eiland. Er wordt wel heel hard aangedrongen om dure souvenirs te kopen, maar ik houd het eerder bij een bescheiden prulletje dat weinig voorstelt. Ook het boottochtje naar de terugweg dient met tien soles te worden betaald. Een bezoek dat initieel heel erg tof is, krijgt zo toch wel een zure nasmaak helaas. 

Om tien uur zijn we al terug weg en dan is het tijd voor de grensovergang met Bolivia. Die gebeurt voor alle reisgenoten vlekkeloos op uitzondering van één persoon en laat dat net de reisleider zijn... Sergio had vooraf getoetst of hij enige documenten moest invullen waarop negatief werd geantwoord. De plaatselijke douaneambtenaar denkt er echter anders over en vraagt de snotpieten uit zijn neus. Ondertussen worden we opgepikt door de Boliviaanse gids Fausto die helpt met de formaliteiten en we besluiten om verder te gaan zonder Sergio. Tijdens de namiddag houden we halt bij Tiwanaku. Dit is een archeologische site van een pre-Inca beschaving, maar het is zeker geen Machu Picchu. De site oogt toch wat erbarmelijk, maar gids Fausto behoudt het beste voor het laatste. Zo laat hij een gebouw zien waar de muren versierd zijn met verscheidene hoofden en eentje lijkt wel heel erg hard op een alien. Ideaal complotvoer dus voor uitzendingen op Discovery! Ook de zonnepoort later maakt het bezoekje interessant. Er is eveneens een tweede luik op deze site, maar door de grensovergang zijn we in een andere tijdzone beland waar het één uur later is en met de grensperikelen van Sergio verliezen we al vel tijd. Toch slaagt gids Fabio er in om een blitzbezoek te regelen voor het tweede luik van deze site, ook al is het drie kwartier gesloten. Het duurt amper vijf minuten, maar het is toch wel bijzonder dat we dit nog mogen doen!

Na dit blitzbezoek komen we Sergio opnieuw tegen. Uiteindelijk heeft hij de formaliteiten toch kunnen afronden en heeft hij een taxi genomen om zo tot de site te rijden. Hij ziet er erg opgelucht uit en als beloning mag hij terug meerijden met de bus die nu richting La Paz rijdt. La Paz is niet de hoofdstad van Bolivia, maar is wel de grootste stad van Bolivia waar ook de regering zetelt. De stad bevindt zich op een hoogte van ongeveer 3600 meter en situeert zich in een enorme vallei tussen de bergen. En dat het druk is, zullen we geweten hebben. Het duurt maar liefst anderhalf uur op een maandagavond om tot bij het hotel komen en iedereen is dolblij dat na het hotel verwelkomd wordt na deze lange dag.     

Dinsdag 13 juni
Een dag waar ik lang naar heb uitgekeken, is toch wel deze. Vandaag ga ik namelijk met een mountainbike op pad om af te dalen op de Yungas Road. Dat klinkt niet erg spannend, maar als ik zeg dat dit de Death Road wordt genoemd omdat hier jaarlijks ongeveer driehonderd mensen stierven, is het ineens wel erg spannend. Deze weg was tot in 1994 de enige weg die La Paz verbond met de Yungas regio in het oosten van Bolivia en door het drukke verkeer vielen hier dus jaarlijks ongeveer driehonderd doden. Sinds dan is er een nieuwe, veiligere weg aangelegd en wordt deze weg voornamelijk gebruikt om aan downhill mountainbiking te doen waar ik dus aan meedoe. De excursie is met 125 dollar wel erg duur, maar gebeurt wel via een erg gereputeerde firma dat veiligheid vooropstelt. 

De dag begint met een ontbijt en daarna rijden we La Paz uit om te beginnen aan het eerste luik van deze daguitstap. Ik zet een helm op, maar jas en broek zijn volgens mij niet nodig en daar krijg ik later toch wel spijt van. Nochtans verloopt het begin vrij gemoedelijk. Hoewel ik in jaren geen mountainbike meer heb aangeraakt, ben ik na enkele minuten toch al vlot op pad. Met een groepje van zes personen is de hoeveelheid deelnemers sowieso al klein en er ontstaat een natuurlijke orde: een Duitser die regelmatig aan mountainbike doet in zijn vrije tijd neemt de koppositie, regelmatige fietser en reisgenoot Willem neemt de tweede positie in en ik spartel vrolijk op mijn mountainbike op de derde plaats. We starten op 4700 meter hoogte en de eerste kilometers bevinden zich op verhard wegdek. Hier leren we omgaan met de hoogtes, de snelheden en de fietsen zelf. Op een paar minuten tijd overwin ik ettelijke kilometers en zelfs afdalen op deze wegen, is een belevenis op zich. In totaal fietsen we meer dan 62 kilometer, dus dat is best wel een flink aantal kilometers. 

Bij een kleine tunnel zijn we genoodzaakt om een grindpad te nemen en dit is een klein voorproefje voor wat ons te wachten staat op de echte Death Road. Net wanneer ik er helemaal begin in te komen en verder wil gaan, is het tijd om de fietsen op te bergen om met het busje acht kilometer verder te rijden waar de Yungas weg effectief begint. Met kuilen, putten, grind, oneffenheden, een smal pad (soms slechts drie meter breed) en als kers op de taart een afgrond van driehonderd meter is deze weg dus niet voor lafaards. In het begin is het even beven en niet van stapel lopen, maar de begeleidende gidsen leggen alles haarfijn uit en vertellen ook bij welke passages je moet opletten. Bovendien wordt er regelmatig gestopt voor een fotostop of om even te rusten zodat het tempo alles behalve gejaagd is. 

Het mooiste van deze afdaling is naast de thrillseeking factor toch wel de omgeving die er fantastisch uitziet. De Yungas bevindt zich namelijk vlak bij de Amazone en heeft dus een subtropisch klimaat. Dus naast de afschrikwekkende afgrond zie ik ook spectaculair regenwoud en het gebeurt regelmatig dat ik onder een waterval rijd of naar het einde toe rijd ik door verscheidene beken. Daarbij worden de kleren uiteraard vuil en de jas en broek die ik weigerde aan te doen, mis ik nu toch wel hard. Bovendien regent het een beetje waardoor ik het extra water in mijn jeansbroek meetors. Zit ik daar iets mee in? Niet echt, want dit tochtje is echt wel moddervet. Zowel letterlijk als figuurlijk! Het enige punt waar ik toch wat uitkijk is ongeveer in het midden. Enkele jaren geleden vond hier namelijk een aardverschuiving plaats waardoor er een heleboel modder de weg belemmert waar je enkel via een piepkleine doorgang met je fiets kan doorstappen. Maar dit duurt slechts een tweetal minuten en daarna spring ik weer vrolijk op mijn mountainbike.  

De Duitse mountainbiker die normaal op kop is, is ondertussen één keer tegen de vlakte gegaan en zijn enthousiasme om de koppositie in te nemen is met de noorderzon verdwenen. Ook reisgenoot Willem ziet het niet zitten om als eerste te rijden en zo gebeurt het dus dat een non-mountainbikend sujet als mezelf plots als eerste rijdt op de Death Road. Voor mij toch wel heel erg apart. De waarheid gebiedt me wel om te zeggen dat de grote hoogteverschillen inmiddels achter de rug zijn en dat hier sommige secties plat zijn of heel sporadisch zelfs bergop gaan. Toch gaat het afdalen nog altijd behoorlijk hard. Op de Death Road gaat het van 3200 meter tot 1100 meter op ruim dertig kilometer en dat kan je op zijn minst respectabel noemen. We eindigen bij een klein dierenpark waar we mogen douchen en lunchen. Voor een klein bedrag krijgen we nog een rondleiding door het park, maar ik ben geen fan van opgesloten dieren, zelfs als het gaat om zogenaamde rescue animals. Ik laat dit dus aan mij voorbijgaan en ik geniet nog na van deze dag, want dit is misschien wel mijn leukste dag van een hele leuke reis.   

Woensdag 14 juni
Elke dag had tot dusver wel iets in petto, maar dit is de eerste dag dat we enkel in de bus zitten en niks anders doen. Dat doen we overigens wel zonder reisgenoot Carolijn aangezien ze de gehele reis al kampt met ongemakken en door hoogteziekte is ze definitief uitgeteld voor het Boliviaanse gedeelte van de reis. De verplaatsing naar de zoutvlakte van Uyuni is ver en op onze weg is er niks anders om te zien of te doen. Dan moeten we maar genieten van het landschap, maar bij het begin is daar weinig reden toe. We moeten namelijk uit La Paz rijden en uit deze heksenketel is dat sneller gezegd dan gedaan. Na een uurtje is het ergste leed geleden en rijden we dus naar Salar de Uyuni wat de toegangspoort is naar deze magistrale zoutvlakte. 

Over deze dag valt dus weinig te vertellen, behalve over een paar dingen die me opvallen. Zo heeft elk Boliviaans dorpje op deze weg wel een voetbalveldje van kunstgras. Door het droge klimaat is gras namelijk een luxeproduct en dan is kunstgras een goed alternatief. De Boliviaanse kookkunsten worden door mij laag ingeschat, want bij een restaurantbezoek rond de middag houd ik een rommelende maag van over die later vakkundig op de toiletpot wordt gedumpt. Ik vermoed dat dit eerder te wijten is aan (het gebrek aan) hygiënische standaarden dan de Boliviaanse keuken zelf, maar voor mij is dit genoeg reden om het de komende dagen te houden bij spaghetti, pasta en aanverwanten.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten