zondag 3 december 2023

Reisverslag Peru en Bolivia deel zes: Copacabana ligt niet altijd in Brazilië

Zondag 18 juni
Na een weekje door Bolivië te hebben rondgetrokken, is het bijna tijd om dit voor toeristen wat onbekendere land vaarwel te zeggen. Maar niet voor ik een laatste keer een wandeling maak in de buurt van het Titicacameer. Van La Paz gaat het namelijk terug naar 's werelds hoogste bevaarbare meer. Een busreis in één ruk denk ik dan, maar dat is buiten de waard van reisleider Sergio gerekend die een kleine verrassing in petto heeft. In de jaren tachtig wilde de Noorse avonturier Thor Heyerdahl bewijzen dat oude beschavingen naar elkaar toe kunnen varen met het gebruik van boten die zijn vervaardigd uit papyrus of riet. Er werden twee expedities opgezet: Ra I en Ra II en de tweede boot werd gebouwd door indianen die uit de buurt van het Titicacameer afkomstig zijn. En juist hier maken we een kleine, maar interessante stop om deze rieten boot te bewonderen. Het origineel is al lang verdwenen, maar een nagenoeg perfecte kopie dobbert rond op het Titicacameer. Er is ook een piepklein museum met een oud exemplaar van National Geographic waarin het originele exemplaar trots een pagina siert. Dit is leuk om te doen, maar daardoor dreig ik een trip naar Isla del Sol te missen en daarom begin ik toch wat zenuwachtig te worden. 

Het is niet veel verder om tot bij Copacapabana te geraken, maar zoals gevreesd heb ik de laatste trip naar Isla del Sol om half twee gemist. Niet dat ik dit per se wilde doen, maar het stond toch wel op het verlanglijstje. Ach, dan maar wat even improviseren en op mijn favoriete wandelapp Wikiloc vind ik een mooie wandeling die me langs de kustlijn van Copacabana brengt en ook een klein stukje door het binnenland gaat. Ik zie de lokale bevolking werken in de velden, maar ook enkele straathonden en die hebben de neiging om nogal territoriaal te zijn. In Mexico had ik een kleine twee jaar geleden ook al een akkefietje met deze viervoeters. Dat waren er toen tientallen en nu blijft het beperkt tot enkele exemplaren. Exemplaren die graag hun tanden laten zien weliswaar. Later leer ik van Sergio dat ik moet doen alsof ik een steen opraap en ermee gooi naar de honden. Deze honden worden zo behandeld door de indianen en dat zou een schrikeffect hebben. Misschien wat zielig, maar als ik dit toen had geweten, had ik dit wel gedaan. Deze honden komen namelijk wel erg dichtbij. De wandeling zelf heeft niet onmiddellijk een groot wauw-effect, maar is niettemin leuk om te doen. Enkel de wat langere strook bij de kustlijn die rechtdoor gaat, weet me niet echt te vermaken. 

Deze wandeling heb ik op drie uur afgehaspeld en voor de avond valt, heb ik nog wel tijd voor een andere activiteit. Dat wordt - hoe kan het ook anders - een tweede wandeling. Eéntje die korter, maar wel een stuk zwaarder is. Bij een lokale top is er een kruisweg die wel erg steil omhoog gaat. Met stijgingspercentages die tot veertig procent gaan, is het toch wel een paar keer stoppen om het zweet weg te vagen en wat te drinken. Maar op een relatief vlot tempo gaat het richting top en daar zie ik enkele anderen van mijn reisgenoten. Die zijn stomverbaasd dat ik zo fris aan de top geraak. Zal ik hen vertellen dat ik vlak ervoor een paar minuten hebben gerust? Nah, dat verstoort de illusie toch wel :-) Het uitzicht over de andere bergen en het Titicacameer is overigens adembenemend. Ik lees dat er een klein, kronkelend paadje terug naar beneden gaat in plaats van de trappen die ik nu heb genomen, maar dat paadje is zelfs naar mijn smaak te gevaarlijk. Dan maar terug via de trappen. 

Gezwind gaat het via de trappen en een straat met kinderkoppen naar beneden en ik bereik het hotel in recordtempo. In de avond is het tijd voor het gebruikelijke diner, maar Copacabana blijkt toch niet zo levendig te zijn als de beroemdere naamgenoot in Brazilië. In Peru heeft men nog last van de nasleep van Covid en meer recent de onlusten na presidentiële verkiezingen, maar Bolivië heeft daar nog veel meer last van. Zelfs een toeristisch stadje als Copacabana is in de avond opvallend rustig en leeg. De restaurantjes hebben we dus voor het uitkiezen en we moeten niet te lang wachten voor ons eten. Lekker gemakkelijk, maar anderzijds vind ik het wel jammer voor de locals die toch wel leven van het toerisme. 

Maandag 19 juni
Dit is de langste reisdag van de gehele dag en de dag erop moet ik tergend vroeg opstaan om naar de startplek van de Salkantay Trekking te rijden. De ideale gelegenheid om de oogjes toe te doen, maar het erg mooie weer maakt dit erg moeilijk. Bovendien is het amper een uur rijden naar de grensovergang bij Peru en dan zit slapen er sowieso niet in. In een kleine, maar pittoreske haven moeten we even wachten op het volgende bootje en samen met een heleboel locals worden we als sardienen in een blik overgezet naar de andere kant van het water. Een veel te oude heer komt aangezet met een kar waarop we onze tassen en valiezen kunnen zetten. Nou, voor de paar honderd meter kan ik dat zelf ook wel dragen, denk ik dan, maar Sergio port aan om er toch gebruik van te maken omdat dit de enige inkomstenbron is voor deze mensen. De halve euro dat ik hier voor kwijt ben, zal ik wel overleven... 

De weg naar Cuzco is nog lang en af en toe wordt er een plaspauze ingelast of een fotostop bij mooie uitzichtpunten. Hier staan onvermijdelijk enkele vrouwtjes om hun truien aan te prijzen. Nou, zo'n trui van alpacawol is wel heel erg warm en dat kan ik in het hooggebergte wel gebruiken. Rond drie uur is het tijd voor een wat langere stop. We houden namelijk een uurtje halte bij Raqchi, een wat onbekendere Inca-site waar niet zo gek veel meer overeind staat. De gids weet ons te vertellen dat het beroemdste gebouw van deze plaats de Tempel van Wiracocha is. Eén imposante buitenmuur staat nog recht, maar al de rest is getransformeerd tot steengruis. Vroeger waren hier ook honderden qullqas, kleine opslagplaatsen om graan of andere gewassen te bewaren. Hier en daar zie ik nog enkele restanten van deze ronde opslagplaatsen. Hoewel Raqchi niet bijzonder oud is - het dateert wellicht van de vijftiende eeuw - blijft er van de oorspronkelijke plaats weinig over en is de benaming ruïne in dit geval meer dan terecht. 

De kerk die is opgetrokken uit steen en klei dat lokaal is gedolven, is ook de moeite maar veel tijd om deze site te bezoeken is er niet. Slechts één uurtje en dan moeten we verder. Later begrijp ik waarom, want de klok is inmiddels negen uur gepasseerd wanneer we eindelijk in ons hotel arriveren. Hier wacht er nog een briefing over de trekking van morgen en als advies wordt er me meegegeven om toch iets van voedsel mee te nemen. Tja, daar had ik niet aan gedacht en dat is waarom ik rond half elf in de supermarkt naar proteïne bars zit te schooien, terwijl ik al lang in mijn bed wil liggen. Het lijkt erop dat half Cuzco naar deze items zoekt, want het duurt een tijdje vooraleer ik alles gevonden heb. Pas daarna duik ik mijn bed in voor een veel te korte nacht.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten