Dimitri Verhulst put uit zijn rijke woordenschat om in een derde boek over zijn miserabele jeugd te schrijven, deze keer de horror die jeugdinstelling heet. Hier refereert hij naar de Kaddisj, een joods gebed dat veelal gebruikt wordt om de doden te herdenken. Nee, vrolijk is dit boek allesbehalve, zeker als je het helemaal hebt gelezen en weet dat (grote) stukken waargebeurd zijn.
In de boeken van Dimitri Verhulst zit vaak een hoge dosis cynisme verschuild dat een humoristische toets geeft aan vaak schrijnende toestanden. De jeugd van Verhulst is een aaneenschakeling van teleurstellingen, trauma's en verdriet. Tijdens zijn introspecties etaleert Verhulst als auteur een onnavolgbare stijl die cynisme combineert met een rijke woordenschat wat resulteert in tragikomische situaties die typisch zijn voor z'n boeken en uniek is in de lage landen. Het gevaar bestaat echter dat deze stijl overheersend wordt, zeker als een thema ettelijke keren herhaald wordt zoals de boeken over zijn jeugd.
In Kaddisj voor een Kut plaatst hij jeugdinstellingen in de schijnwerpers en wat voor een tranendal deze plekken zijn. In het eerste deel van dit boek staat de uitvaart van Gianna centraal, een meisje dat opgroeide in dezelfde jeugdinstelling als de protagonist, maar zelfmoord pleegt nog voor ze achttien is. Tijdens de mis haalt het hoofdpersonage memoires op over de jeugdinstelling waar hij verbleef.
Dit boek is een kleine stijlbreuk met de vertelstijl van de vorige boeken en het eerste deel plaatst de lezer in de schoenen van een jongen die niet zo lang geleden de jeugdinstelling heeft verlaten. Wie tussen de lijnen leest, weet dat dit Dimitri Verhulst zelf is, maar dit wordt nooit expliciet in deze roman benoemd. Deze mise-en-place is vooral toe te schrijven aan het jij-perspectief dat wordt gebruikt bij Kaddisj voor een Kut, tenminste in het eerste deel. Er komen geen dialogen voor, maar enkel beschrijvingen van wat en hoe jij denkt en doet. "Jullie waren verweesden en weggesmetenen, jullie hadden zichzelf te wiegen. Ook jij stond al op de drempel naar het volwassendom en had er nog je lol in om doelloos, gedachteloos, vanallesloos, door de lucht te slingeren, onverdroten, kwartieren aan een stuk."
Zo gaat het tientallen pagina's door en dat leest toch net wat moeilijker en trager dan wat we van Verhulst gewoon zijn. De licht gecompliceerde vertelstijl maakt het boek wel gewichtiger, met name narratief is dit literair werk toch wel een klasse beter dan De Laatste Liefde van mijn Moeder. Dat levert minder grappen en grollen op, maar eerlijk, dat vind ik eigenlijk een goede zaak. Dit boek vergt dus meer aandacht om gelezen te worden, maar zorgt er ook wel voor dat de deprimerende gedachten en ervaringen van alles wat rond een jeugdinstelling hangt meer blijven hangen.
De passage van hoe de kleine Willem als een overbodig huisdier in de jeugdinstelling wordt gedropt of hoe Gianna stiekem toch hoopt om tegen beter weten in bij een opvanggezin te kunnen wonen. De manier waarop dit is geschreven, is zonder meer sterk. De bombastische woordenbrij van Verhulst is nooit helemaal weg, maar het blijft over het algemeen sereen. Dat is maar goed ook, want cynisme en leedvermaak creëren zelden synergiën bij dergelijke droefnis.
"Veel te lang, inderdaad. De opluchting spatte van de gezichten toen jullie gesommeerd werden weer te gaan zitten. Oef. Lof zij U, Christus! Naar de preek die volgens liturgische logica op het evangelie volgde, luisterde je niet. Auditief behangpapier, panfluitgezemel in een shoppingmall." Verhulsts fileermes wordt niet alleen bovengehaald om door het onderwerp jeugdinstelling te snijden, ook het instituut Kerk wordt in dit boek stevig gefileerd door de auteur. Met dergelijke zinnen maakt hij er geen geheim van dat hij een afkeer heeft van dit instituut en het theater wat hij ervaart bij de uitvaartmis.
Hier komt de typisch bijtende spot van Verhulst toch wat meer naar boven drijven, maar al bij al blijft het boek vrij ingetogen qua cynisme, zeker in vergelijking met Verhulsts vorige werken. De kritiek op jeugdinstellingen en kerkceremonie hakt er stevig in en de overgang naar het tweede deel gebeurt vrij abrupt.
Eigenlijk leest Kaddisj voor een Kut als een anthologie waarbij twee verhalen samenkomen in één boek met als gemeenschappelijk thema de jeugdinstelling waar alle personages zijn opgegroeid. In het tweede deel van het boek schakelt het perspectief over naar de personages Stefaan en Sarah, twee nevenpersonages die amper aan bod komen in het eerste deel. Samen vormen zij een koppel en ze denken er over om hun twee kinderen om te brengen. Reden: de kans is reëel dat hun baby van drie maanden oud en zoontje van zeven jaar ook in een jeugdinstelling geraken en dat willen ze koste wat het kost voorkomen.
Nog liever dood dan in een jeugdinstelling? Dat is toch een vrij donker gegeven. De toon van het boek is al niet vrolijk, maar dit is wel erg luguber. Verrassend genoeg hanteert Verhulst hier een lichtere schrijfstijl met ludieke dialogen tussen Sarah en Stefaan terwijl de verteller - wellicht een advocaat in de rechtbank - de achtergrond schets van deze twee personages. Dit vloekt toch wel heel hard met het eerste deel van het boek dat toch veel meer stoelt op emotionaliteit en oprechtheid.
Het tweede deel van Kaddisj voor een Kut bestaat uit zeven (korte) hoofdstukken die gepaard gaan met dialogen, witregels en korte uiteenzettingen van de verteller. Op een uurtje of twee heb ik dit gedeelte gelezen wat toch vrij snel is voor bijna de helft van het aantal pagina's. Daardoor mist dit deel toch wat impact, zeker na het sterke narratief van het eerste deel dat veel zwaarmoediger is terwijl het thema van moord in de dialogen tussen Stefaan en Sarah toch echt wel een stuk donkerder is.
Soms heb ik het gevoel dat Verhulst de twee personages er erg lichtvoetig over laat handelen. Wanneer ik me realiseer dat Verhulst een beroep doet op zijn eigen ervaringen, is de kans bestaande dat dit meer werkelijkheid is dan fictie en dat maakt het lezen van het tweede deel extra zuur. Misschien had dit dus een andere stijlfiguur verdiend door de ernst van de feiten. Het zou het boek in ieder geval meer impact hebben gegeven.
Bij het lezen van Kaddisj voor een Kut hink ik op twee gedachten. Het eerste deel van het boek is narratief het sterkste van wat ik ooit heb gelezen van Verhulst. Het neerslachtige thema en schrijfstijl met jij-perspectief dwingt de lezer om aandachtig te zijn waardoor de zwaarmoedigheid van alles dat rond een jeugdinstelling hangt een grotere lading emotionaliteit krijgt. Het bijtend cynisme van Verhulst maakt plaats voor bittere vaststellingen zonder de maatschappijkritische pen te vergeten en dat komt als lezer binnen.
Het gemak waarmee Verhulst zich dan bedient om de moord op twee onschuldige kinderen te bespreken in het tweede deel, ervaar ik dan weer als een koude douche. De ludiciteit van de dialogen contrasteert te schril met de rest om dit als een verderzetting van hetzelfde boek te beschouwen. Het is een verlengde epiloog die qua stijl niet past bij het eerste deel, hoewel hetzelfde thema wordt behandeld. Toch is het narratief van het eerste deel zo sterk dat Kaddisj voor een Kut een aanbeveling verdient voor de leeslijst, de twee extra uurtjes erna is dan lectuur voor bij de toiletpot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten