maandag 28 oktober 2024

Reisverslag Australië deel twee: rotsen en stranden in Tasmanië

Donderdag 3 oktober
Dat deze trip een reis is en geen vakantie blijkt al gauw op deze dag. Op het onzalige uur van kwart voor vijf roept de wekker van mijn telefoon me uit het bed en mag ik ruim twee uur later het vliegtuig nemen naar Tasmanië. Reisbegeleider Maarten waarschuwt ons nog voor een secure security check, maar ook in Tasmanië schittert die in afwezigheid. Dat betekent dat we weinig tijd verliezen en onze buschauffeur Peter wacht ons met een stralende glimlach op. Om tien uur zitten we al in de bus voor een ritje naar Wineglass Bay in het Freycinet National Park. Deze schilderachtige baai kenmerkt zich door het parelwitte zand en heldere blauwe, water. Maar het kan altijd avontuurlijker! In de hand-outs die we op voorhand hebben gekregen wordt het nabije Mount Amos omschreven als een moeilijke wandeling, maar wel met het mooiste uitzicht over de baai. Deze woorden trekken onmiddellijk mijn aandacht en uiteraard moet ik deze wandeling doen. De andere reisgenoten zijn niet zo avontuurlijk aangelegd en ik moet het dus in mijn uppie doen. 

De wandeling begint vrij gemakkelijk met een aardenweg, maar na een halve kilometer verandert het pad in granieten rotsen. Eerst zijn dit rotsterrassen, maar gestaag wijzigt dit landschap naar een steenveld waar ik met handen en voeten omhoog moet klauteren. Bepaalde stukken zijn namelijk erg steil en ik help mezelf niet door af en toe een verkeerde richting in te slaan. Nochtans is de weg goed aangeduid met reflecterende pijltjes, maar in een reliëf dat ondergedompeld is met grote en kleine rotsen zijn de pijltjes soms goed verborgen als je per ongeluk afdwaalt. Wanneer ik voor 75% boven ben, tart ik mijn geluk. In een opengesteld terrein waait de wind wel erg hard en het steile graniet noopt me ertoe aan om met handen en voeten over deze rotsen te kruipen. Ik let echter niet goed op en in één vlotte beweging slaag ik er in om de bril van mijn neus te duwen door een struik die ik niet zie. Tak, tak, tak, plof! Dat zegt mijn bril nadat die van mijn snoet is verdwenen en ik besluit dat ik een duik naar de vergetelheid beneden niet onmiddellijk aan mij is besteed. Ik ga dus rustig verder, al doet de felle wind wel heel erg haar best om me van het tegendeel te overtuigen. 

De aanhouder wint en uiteindelijk beland ik - zonder bril dus - toch boven, al is het even zoeken naar de top. Het uitzicht is inderdaad prachtig: het helderblauwe water kan je op grotere hoogte toch meer appreciëren. Zeker als er zich op de achtergrond er een fraai gebergte in de wolken bevindt dat mooi contrasteert met het blauwe oppervlak van de baai. Maar als ik dit vergelijk met bijvoorbeeld het uitzicht van Roy's Peak in Nieuw-Zeeland weet ik dat het nog altijd beter kan. Maar de reis is belangrijker dan de bestemming en dat geldt voor deze wandeling eveneens. Na een pauze van ongeveer een kwartier vat ik de daling aan en die verloopt verbazend goed. Nu kan ik pas helemaal de curieuze vormen van de granieten rotsen waarderen, want daar zitten een paar hoogst opmerkelijke exemplaren bij. Bij de steile afdaling gebruik ik de granieten rotsen als glijbaan en dat gaat ten koste van mijn trekkingsbroek. Letterlijk, want ik word later geattendeerd op een enorme scheur ter hoogte van mijn achterwerk. Broek en bril moeten er dus aan geloven om al deze pracht te aanschouwen. Je moet er iets voor over hebben! 

Op de parking treffen we het allereerste Australische wildlife aan, een wallaby laat zich graag (?) fotograferen en trekt heel wat kijklustigen aan. Wanneer iedereen de obligate foto heeft kunnen nemen, is het tijd om naar Bicheno te rijden. Dit is een wat onooglijk plaatsje in Tasmanië waar ook een excursie vertrekt om Blauwe pinguïns te spotten. Ik heb deze beestjes echter al gezien in Nieuw-Zeeland en ik laat deze excursie dus aan mij voorbij gaan.    

Vrijdag 4 oktober
Het mag ook eens rustiger aan en vandaag is zo'n dag. Op een schappelijk uur van acht uur 's ochtends vertrekken we richting het fraaie Bay of Fires waar we anderhalf uur later arriveren. Het is niet zeker welk fenomeen de naam heeft gegeven aan deze baai, maar mogelijk zijn het de rotsen die bedekt zijn met rode korstmossen en daardoor - met wat verbeeldingskracht - over een vuurachtig uiterlijk beschikken. Deze fotogenieke baai moet door mij uiteraard op gevoelige plaat vastgelegd worden en dat doe ik zo uitgebreid dat de rest van het reisgezelschap al lang verder is gegaan. Wat verder bevindt er zich namelijk een groot zandstrand en op het einde van dit strand bevinden er zich fraaie rotsen die toch wat ontzagwekkender zijn dan de kleine rotsen die ik heb gefotografeerd. Dan moet er wel eerst twee kilometer zandstrand overwonnen worden en het mulle zand laat zich niet zo gemakkelijk bewandelen, merk ik. Maar om fraaie plaatjes te schieten, moet je toch wat over hebben!

Die fraaie foto's neem ik bij de wat grotere rotsen en ook de zee toont zich van zijn onrustigste kant. Voeg er nog een dramatische lucht aan toe en het fotoboek kan later weer verblijd worden met enkele mooie dramatisch uitziende landschapsfoto's. De terugweg langs het zandstrand weet me toch niet zo te bekoren en ik zie dat er een alternatief pad is dat zich bevindt tussen de baai en lagune wat door een uiterst klein duinenlandschap loopt. Als enige weet ik dit pad te ontwaren en wat ben ik blij dat ik dit paadje heb gevonden. Het landschap is toch wel een stuk mooier dan het monotone zandstrand met lage vegetatie, een lagune die populair is bij watervogels en uiteraard de duinen zelf. Dat betekent dat ik wat extra meters moet malen om terug tot bij de bus te komen, maar dat doe ik met veel plezier! 

Om half twaalf al zitten we in het plaatsje Saint-Helens om de inwendige mens te verwennen en de dreigende lucht is overgegaan in regen. We hebben echter weinig last van de zachte regen, want de busrit terug naar Hobart duurt maar liefst vier uur en die brengen we dus droog door. We bevinden ons op de autoweg tussen Launceston en Hobart en hier ontvouwt er zich een staalkaart van het Tasmaanse landschap voor ons uit: wijngaarden, heuvels, groene velden, bossen, stranden en af en toe ook duinen. Eén ding heeft het veranderlijke landschap wel gemeen: het ziet er bijna altijd groen uit! In de vroege avond arriveren we in Hobart, maar de fut om Hobart nog te verkennen, zit er bij mij niet meer in. 

Zaterdag 5 oktober
In mijn vorige blogpost zei ik dat ik spijt had van een excursie en dat is bij deze dag dus een feit. De dag begint echter voortreffelijk met een boottochtje in een fraaie baai nabij Port Arthur. Boottochtje is misschien wat betuttelend voor een wilde cruise op zee langs hoge staafvormige kliffen, bultruggen, imponerende zeegrotten en een kolonie van Nieuw-Zeelandse Zeeberen (long nosed fur seals). Kers op de taart is toch wel wanneer ik op een onbewaakt moment een grote bultrug met zijn zij uit het water zie springen. Ik ben vijf jaar geleden in Antarctica geweest waar ik een heleboel van deze walvissen heb gezien, maar geen enkele keer heb ik ze zien breachen. In Australië kijk ik pardoes eens naar rechts en voilà: daar zie ik een walvis uit het water springen om met een enorme splash opnieuw in het sop te verdwijnen. Dat zijn toch onbetaalbare momenten die je als reiziger enorm koestert. 

Na het middageten volgt het tweede luik van deze excursie en ook het meest teleurstellende gedeelte van de dag en misschien wel de volledige reis: de Tasmanian Devil Unzoo. De opzet van dit dierenpark is nochtans nobel. Het wil namelijk komaf maken met de klassieke kooien van een dierentuin en de dieren in de eerste plaats vrij laten. Dat betekent dus grote, open vlaktes voor de diertjes. Of dat zou het in theorie moeten zijn. In praktijk huppelen de Tasmaanse Duivels die hier huizen nog altijd rond in kooien, al zijn de vertrekken van deze buideldieren wel een stuk groter dan in andere dierenparken. De handtamme wallaby's - die een grote, grote vlakte tot hun beschikking hebben - laten zich graag strelen en zijn absoluut niet bang van de bezoekers. Is dit wat men bedoelt met het principe van een unzoo? Ik heb er toch mijn twijfels bij... 

Ongeacht wat ik van de principes vind, stelt het park vooral teleur omdat er te weinig te zien en te beleven is. Er zijn een handvol dieren, maar toch een stuk minder dan wat er vrolijk op de reclamefolders wordt aangekondigd. Bovendien is het park vrij klein en heb ik het op een uurtje wel gezien. Dan ben ik toch jaloers op Robin die als enige van de reisgenoten naar de strafkolonie van Port Arthur is gegaan en daar een hele brok geschiedenis voor zijn kiezen heeft gekregen en eigenlijk tijd te kort kwam, terwijl ik me in de namiddag voornamelijk zat kapot te vervelen. Deze dag een teleurstelling noemen, gaat te ver omdat de boottocht echt wel leuk was, maar het moge duidelijk zijn dat het Unzoo-project veel te wensen overlaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten