Niet nieuw
Sinds de oprichting van het agile
manifesto in 2001 stappen meer en meer ontwikkelingsteam over naar deze nieuwe
manier van werken. Agile is niet alleen een nieuwe manier van werken, maar ook
een nieuwe manier van denken. Het basisprincipe is dat zoveel mogelijk lagen
van management worden weggeëbt ten voordele van zelforganiserende teams die in
staat zijn om zelf beslissingen te nemen. Het is een principe dat stemt uit de
jaren zeventig van vorige eeuw bij de Zweedse autoconstructeurs Saab en Volvo
waar teams aan één volledige auto sleutelden. De reden van deze aanpak is dat bij jobdiversiteit de motivatie en productiviteit toeneemt. Dit kon echter niet op
tegen de spectaculaire kostendalingen door specialisatie en standaaardisatie en
deze aanpak van zelforganiserende teams stierf eind jaren zeventig een stille
dood.
Een aantal decennia later zetten
agile methodologieën zoals Scrum het thema van zelforganiserende teams terug in
de kijker, maar de waarheid is dus dat dit oude wijn in nieuwe zakken is. Bij
agile spreken we niet langer over managers die resultaten moeten boeken, maar
wel over teams die worden geleid door een coach. Managerfuncties krijgen
volgens deze theorie meer tijd voor zaken die nuttig zijn voor een bedrijf
zoals het opvolgen en evalueren van werknemers, in contact staan met klanten,
bijdragen aan de strategie van het bedrijf of de markt en/of concurrentie in de
gaten houden. Ideaal toch?
Agile
ontbijtgranen
Managementgoeroe Peter Drucker
zei ooit de gevleugelde woorden: “Culture eats strategy for breakfast” en het
is waarschijnlijk één van de meest gebezigde oneliners in de wereld van
managers en CEO’s omdat het een waarheid als een koe is. Je mag dan Scrum
introduceren in een bedrijf, maar als er in dat bewuste bedrijf een
machtscultuur heerst in een silo-organisatie is de kans meer dan reëel dat
Scrum niet zal werken. In Leavitt’s diamond wordt duidelijk gemaakt dat
structuur, werknemers, taken en technologie onlosmakelijk met elkaar verbonden
zijn en je kan dus niet zomaar de structuur van een organisatie veranderen in
de hoop dat al de rest wel volgt.
Een agile methodologie zoals
Scrum vergt zowel een top-down als bottom-up aanpak vooraleer het kan werken.
Een top-down aanpak is nodig zodat topmanagement de tijd en middelen gunt aan
het personeel om zich vertrouwd te maken met een nieuwe manier van werken én
denken. Een bottom-up aanpak is dan weer aangeraden omdat methodologieën zoals
Scrum de samenwerking tussen werknemers centraal plaatst en hiervoor heb je
natuurlijk de medewerking van iedereen nodig. Het is juist deze paradox die ervoor zorgt dat
Scrum zelden volledig slaagt. Bovendien zijn meeste managers niet happig om hun
beslissingen en controle af te staan aan zelforganiserende teams.
Het
certificaatsparadox
Agile promoot dan ook nieuwe
manieren van samenwerken en ideeën verzamelen zoals mind mapping, colocatie,
serious games, rollenspellen en gamification. Concepten zoals mind mapping zijn
vrij bekend en al redelijk oud, maar worden weinig toegepast in het courante
bedrijfsleven. Door team meetings stijgt mind mapping in populariteit waar in
team wordt nagedacht over zaken zoals planningen, estimaties en risicoanalyses.
Aanhangers van agile hechten daarom veel belang aan ervaring en mentaliteit en
daarom veel minder aan certificaten. Meer nog, veel aanhangers van agile zijn
rabiate tegenstanders van certificaten wat zij zien als commercialisatie van
kennis. Vreemd genoeg duiken er met de regelmaat van de klok certificaten in
agile en Scrum op: Professional Scrum Master (PSM), Certified Scrum Master
(CSM) en Agile Certified Practitioner (ACP) zijn hiervan de bekendste, maar er
zijn nog een aantal tegenhangers voor product owners en tientallen andere
certificaten van andere organisaties. Is dit dan geen nestbevuiling voor agile
methodologieën?
Als we de redenering van
supporters van agile doortrekken wel. Meeste certificaten toetsen namelijk je
theoretische kennis, maar niet je praktische kennis. Het is vrij ironisch dat
iemand zich Certified Scrum Master mag noemen na een tweedaagse opleiding en
een vrij gemakkelijk examen. Het examen van Professional Scrum Master (PSM) op
niveau één is dan weer een stuk moeilijker, maar toetst ook hier niet de
praktische kant van Scrum. Als je dus veel ervaring hebt in Scrum of een andere
agile methodologie heeft het ogenschijnlijk weinig waarde om zo’n certificaat
te behalen.
Certificaten bestaan in de eerste
plaats omdat ze geld opleveren, maar ze tonen ook aan dat iemand over
(basis)kennis beschikt in een bepaald gebied. Het is dus een ideaal middel voor
personen om aan te tonen dat ze over specifieke kennis beschikken, ook al
werken ze bijvoorbeeld niet met agile. Maar ook voor ervaren mensen kan
certifiëring nuttig zijn. Zoals gezegd werken veel organisaties met een
geïmproviseerde en/of verkeerde versie van Scrum of een andere agile
methodologie waardoor enkel de nadelen naar boven komen drijven en niet de
voordelen. Zo blijkt het plots dat deadlines onrealistisch zijn, de workload
explodeert en niemand durft nog beslissingen te nemen. In zo’n geval is het dus
wel nuttig om een certificaat te hebben zodat je tenminste niet zondigt tegen
de basisprincipes van agile of Scrum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten